analyse
Bij het actief beluisteren of uitvoeren van muziek zal de luisteraar / uitvoerder altijd op een al dan niet bewust niveau met analyse bezig zijn, zich afvragen welke verbanden er in die muziek te vinden zijn. Wat zijn de hoofd- en bijzaken in deze muziek? Welke muzikale middelen worden er gebruikt? Wat wil de componist overbrengen? Wat voor vorm heeft het stuk? Welke algemeen typerende zaken komen we tegen, en welke zijn specifiek in dit stuk?
Het gericht kunnen horen van verschillende muzikale fenomenen, het kennen van de nodige basisbegrippen en enige bekendheid met bepaalde zettingstechnieken: dat alles maakt het mogelijk de structuur van muziek in uiteenlopende stijlen zinvol te analyseren. Met andere woorden, in het vak analyse komen de disciplines solfège, muziekleer, harmonieleer en contrapunt samen. Reden waarom met dit vak niet eerder wordt begonnen dan halverwege het eerste cursusjaar, als er met die andere vakken een stevig begin is gemaakt.
(Er bestaat ook een verband tussen muzikale analyse en de muziekgeschiedenis.)
Het vak analyse wordt, vanaf de tweede helft van het eerste studiejaar, aangeboden in 5 blokken: (1) een algemeen overzicht, (2) fuga, (3) rondo en sonate, (4) repertoire uit de romantiek en (5) de 20ste eeuw. De eerste twee blokken worden gegeven in het eerste jaar, de overige drie in het tweede jaar.